Tafsier bij de Profeet’s metgezellen (sahaaba)

Ustadh Saoed Khadje
Docent Dar-al-‘Ilm – Instituut voor Islamstudies

De metgezellen en hun delen van kennis over de Koran

De metgezellen waren zo enthousiast in het leren over de Koran, dat zij niet alleen maar in staat waren iedere vers uit de Koran uit te leggen, maar ook om de achtergrond of oorzaak van een openbaring te geven.

Imam Al-Bukhari vermeld bijvoorbeeld dat ‘Abdullah ibn Mas’ud zei:

“Wallaahi, Ik zweer bij Allah, naast wie er geen andere godheid is, er is geen soerah in de Koran behalve dat ik weet waar het geopenbaard is! En er is niet één vers in de Koran behalve dat ik weet wat de reden achter de openbaring ervan is! Als er ook maar iemand zou zijn die meer weet over de Koran dan ik, en ik zou in de mogelijkheid zijn om hem te bereiken, dan zou ik (op mijn kameel) naar hem toe rijden (om deze kennis te krijgen).”

 

Ontstaan van tafsierscholen

Na het overlijden van de Profeet verspreidde de metgezellen zich naar verschillende gebieden in het moslimgebied, om daar de mensen te onderwijzen in het islamitisch geloof. Een ieder van hun onderwees vele taabi‘ien (opvolgers) en de meesten van hun werden mettertijd geleerden in hun eigen recht.

Historisch gezien werden er drie voorname- of ‘hoofdscholen’ gevestigd in het moslimrijk: Mekka, Medina en Kufa. Gedurende de periode van de opvolgers werd elk van deze gebieden een toonaangevend leercentrum, inclusief de kennis van tafsier.

 

Wie onderwees waar?

Mekka‘Abdullah ibn ‘Abbas
Medina‘Ubayy ibn Ka’b had hier de sterkste invloed op tafsier
Kufa‘Abdullah ibn Mas‘ud was hier het meest invloedrijk

 

Metgezellen en interpretatie

Dr. Al-Dhahabie meldt in zijn werk “Al-Tafsir wal Mufassirun” dat de metgezellen, na de interpretatie van de Koran door de Koran zelf en door de overleveringen van de Profeet (vrede zij met hem), ook nog op vier ‘bronnen’ vertrouwden om de Koran te interpreteren:

  • hun kennis van de Arabische taal,
  • hun kennis van de pre-islamitische gebruiken van de Arabieren,
  • hun kennis van de joodse en christelijke gebruiken ten tijde van de openbaring van de Koran,
  • hun persoonlijke redenering en hun intellect (welke natuurlijk was gebaseerd op kennis).

 

Metgezellen bekend om tafsier

Enkele metgezellen (sahaaba) stonden bekend om hun uitmuntende kennis over de interpretatie van de Koran. Al-Suyuti vermeldt in zijn Al-Itqaan fie ‘Oeloem al-Qoer’aan: “Er zijn onder de metgezellen tien die beroemd waren om hun kennis van tafsier:

  • Abu Bakr al-Siddiq
  • ‘Umar ibn al-Khattab
  • ‘Uthman ibn Affan
  • ‘Ali ibn Abu Talib
  • ‘Abdullah ibn Mas‘ud
  • ‘Abdullah ibn ‘Abbas
  • ‘Ubayy ibn Ka’b
  • Zayd bin Thabit
  • Abu Musa al-Ash‘ari
  • ‘Abdullah ibn al-Zubayr

 

De meeste tafsiervertellingen

Het grootste aantal overleveringen die in de tafsierliteratuur worden gevonden, zijn afkomstig van de volgende van de Profeet’s metgezellen:

  • Ibn ‘Abbas
  • Abdullah ibn Mas‘ud
  • Ali ibn Abu Talib
  • ‘Ubayy ibn Ka’b

 

Ieder van hun vestigde gedurende hun leven leercentra in het ondertussen uitgebreide moslimgebied. Zij lieten na hun overlijden veel studenten achter onder de opvolgers (taabi‘ien).

 

Tardjoeman al-Qoer’aan

De metgezel ‘Abdullah ibn ‘Abbas wordt beschouwd als de metgezel die de meeste kennis had wanneer het kwam op de interpretatie van de Koran. Hij werd de tardjoeman al-Qoer’aan genoemd: de uitlegger van de Koran. ‘Abdullah ibn ‘Umar ibn al-Khattab heeft gezegd: “Van deze oemmah (gemeenschap) is Ibn ‘Abbas het meest geleerd betreffende de openbaring die aan Muhammad werd gegeven.” Dit was niet zonder reden. De profeet Muhammad (vrede zij met hem) had namelijk zelf gebeden voor Ibn ‘Abbas en zei: “O Allah! Schenk hem de kennis van het Boek en van Wijsheid!” [Sahih al-Bukhari].

Uit een een andere overlevering leren wij dat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “O Allah! Schenk hem de kennis van de dien (religie) en interpretatie.” [Sahih al-Bukhari].

‘Abdullah ibn ‘Abbas was een neefje van de Profeet en hij vergezelde de Profeet gedurende zijn jeugd. Zijn tante Maymuna was ook een vrouw van de Profeet.

‘Ali ibn Abu Talib werd de vierde rechtgeleide kalief in de Islam en stierf in het jaar 661C.