Het offerfeest tussen rituele plicht, schenking en hoge prijzen

Ustadh Saoed Khadje
Docent Dar-al-‘Ilm – Instituut voor Islamstudies

De kwestie waarop toelichting wordt gegeven

Er doet zich een kwestie voor waar de nodige discussie en onduidelijkheid over is ontstaan. Er is een standpunt genomen door een aantal moskeeën in Brabant, dat zij dit jaar (2013) weigeren om een offerdier te slachten als boycot of protest tegen veehandelaren en slachthuizen. Vanwege het offerfeest zouden volgens de betrokken moskeeën de prijzen van schapen en de slachtkosten te hoog zijn. Alhoewel de prijs voor een offerschaap al jaren constant is en ligt tussen de €230/€250, menen deze moskeeën nu dat het te duur is.

Het zou ieder jaar steeds meer oplopen en dat kan volgens hen niet langer worden getolereerd omdat moslims ook zouden lijden onder de financiële crisis. Vandaar de boycot die ook steun ontvangt van enkele islamitische organisaties. De veehandelaren daarentegen geven aan dat de winstmarges echt niet zo veel zijn als wordt beweerd door deze moskeeën. De kosten die dit massale offerfeest met zich meebrengt voor veehandelaren en slachthuizen is ook hoger dan normaal. Moslims moeten dit ook kunnen begrijpen. Zoals het er nu uitziet, heeft de vleeshandel geen voornemens om de prijzen van offerschapen en slachtkosten te reduceren.

De achterliggende gedachte van de boycot kan niet anders zijn dan dat deze moskeeën en organisaties ervoor willen zorgen dat de vleeshandel de boycot financieel moet voelen en dat de prijzen dit jaar of de jaren hierna niet verder zullen stijgen.

 

Wat zijn rechtskundige vragen die zoal bij deze kwestie gesteld kunnen worden?

  • Is het slachten überhaupt een verplichting voor een moslim die niet deelneemt aan de bedevaart (hadj)?
  • Is het aanvaardbaar om in tijden van financiële crisis te besluiten geen offerdier te slachten?
  • Is het aanvaardbaar of terecht dat moslims weigeren te slachten vanwege de hoge prijzen die worden gerekend?
  • Kan een gevestigde soennah worden nagelaten door een boycot?
  • Valt de boycot onder het beschermen van belangen van moslims?
  • Welke overwegingen wegen zwaarder in de boycot? Het recht van Allah of het beschermen van de belangen?
  • Is er een alternatief bekend waardoor deze vorm van boycot vermeden kan worden?
  • Moeten moslims solidair zijn en meedoen aan deze boycot of dient er in ieder geval toch een gedeelte van de moslims het offer uit te brengen in het land van de boycot?
  • Wat kunnen de (ongewenste) gevolgen zijn van een boycot, wetende dat de rituele slacht in Nederland steeds lastiger aan het worden is?

 

Het offerfeest: een kenmerk (shi’ar) van de Islam

Alvorens in te gaan op de kwestie is het goed om eerst stil te staan bij de gedachte van het offerfeest. De Profeet (vrede zij met hem) heeft aangegeven dat de moslims twee feestelijke dagen of vieringen hebben. Deze zijn de ‘ied oel-fitr (na de ramadan) en de ‘ied oel-adḥa (het offerfeest). Kenmerkend op de dag van ‘ied oel-fitr is dat de zakaat al-fitr wordt gegeven. Deze dient in de vorm van voedsel aan armen en behoeftigen te worden gegeven met als achterliggende gedachte dat het vreugde brengt en saamhorigheid bevordert. ‘Ied oel-adḥa kenmerkt zich door het offer (udḥiyyah). Het is in nagedachtenis van het historische offer dat de profeet Ibrahim (Abraham) maakte voor zijn zoon Ismael. [37:99-111]

Waar het om draait bij het offeren is dat degenen die financieel gezien voorspoedig genoeg zijn, een dier offeren en een deel van het vlees daarvan schenken aan hun naasten en degenen die minderbedeeld zijn. Met het delen worden de harten van mensen nader tot elkaar gebracht. Het gaat erom dat je iets opgeeft wat je dierbaar is. Allah zegt: “U zult geen rechtschapenheid verkrijgen, behalve als u opgeeft wat u dierbaar is.” [3:92]

 

Het doel van het offeren

Het eigenlijke doel van het offeren is dat je vroomheid en godsbewustzijn (taqwa), gehoorzaamheid en echte toewijding en onderwerping aan Allah zijn geboden tot stand brengt. Je zet daarbij je eigen verlangens en wensen opzij. Allah zegt, “Het is noch het vlees, noch het bloed (van het offerdier) dat Allah bereikt, maar het is uw godvruchtigheid (taqwa) welke Allah bereikt.” [22:37] Je offert voor Hem. Je offert en je geeft uit en voorziet vanuit hetgeen wat Allah jou heeft geschonken in de vorm van welvaart (financiën of bezitting). Dat is ook een kenmerk van iemand die geleid is. [2:3] Het is in principe een vorm van djihaad bi’l maal – het streven om rechtvaardigheid en goedheid te vestigen met de financiële middelen die tot jouw beschikking staan.

 

Het offeren is een daad van ‘ibaadah

De ‘ied oel-adḥa is dus een serieuze gebeurtenis welke een toonbeeld is van gehoorzaamheid en overgave. Het offeren is een daad van ‘ibaadah (aanbidding), waarbij je de intentie hebt om dichter tot Allah te komen en Zijn tevredenheid te verkrijgen. Het behoort tot de rituelen van de Islam welke is voorgeschreven in de Koran, de soennah van de profeet Muhammad (vrede zij met hem) en de consensus van de moslims. In soerah Al-Hadj [22:34] is te lezen dat Allah voor ieder volk offerrituelen heeft bepaald, zodat zij de naam van Allah over de veedieren kunnen uitspreken welke Hij hen heeft gegeven als voedsel. En dat je je alleen aan Hem dient te onderwerpen.

 

De Profeet (vrede zij met hem) liet het offeren niet na

Het is bekend dat het offeren behoort tot de soennah van de Profeet (vrede zij met hem) en zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen). Het is de soennah van de moslims. Er zijn meer dan voldoende overleveringen in het kader van het offeren van de udhiyyah (offerdier) met ‘ied al-adha. Het is overduidelijk dat de Profeet (vrede zij met hem) offerde en ook instructies hierover heeft gegeven aan zijn metgezellen.

In de Musnad van Imam Ahmad staat ook dat de Profeet (vrede zij met hem) in al de tien jaren dat hij in Medinah woonde het offerdier slachtte. Hij spoorde zijn metgezellen ook echt aan om te offeren. [Bukhari en Muslim] Het offeren was een ritueel van aanbidding die Profeet (vrede zij met hem) dus echt niet naliet en hij spande zich er ook enorm voor in dat het gebeurde.

De Profeet (vrede zij met hem) benadrukte dat de moslims dit offer van de udhiyyah ieder jaar ten uitvoer moeten brengen. [Abu Dawud en Al-Tirmidhi; goede (hasan) hadith]

In Sahih al-Bukhari en Sahih Muslim staat vermeld dat de Profeet (vrede zij met hem) eigenhandig twee rammen slachtte terwijl hij de naam van Allah daarbij uitte. Ook slachtte hij tijdens de hadj zeven kamelen, terwijl deze rechtop stonden.

Abu Hurayra overleverde dat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Degene die de middelen heeft (het zich kan permitteren) maar niet offert, moet niet nader komen tot onze gebedsplaats.” [Ahmad en Ibn Madjah] Imam Al-Hakim heeft deze overlevering als sahih (betrouwbaar) geclassificeerd, maar andere Imams zeiden dat het mawqoef is: de keten van overleveraars gaat terug tot aan een metgezel en niet tot aan de Profeet (vrede zij met hem). Imam Ibn Hadjar al-Asqalani geeft aan dat de personen in de keten sterk betrouwbaar zijn (thiqaat). De bekende hadithgeleerde van de recente tijd shaykh Al-Albani heeft de overlevering geclassificeerd als goed (hasan).

Hoe het ook zij, het zou goed kunnen dat de uitspraak bij metgezellen onderling wel bekend was, maar dat de metgezel(len) het niet toeschreven aan de Profeet (vrede zij met hem) zelf. Er zijn verschillende standpunten op de vraag of een hadith die mawqoef is te gebruiken is als sterk bewijs voor het wel of niet verrichten van een daad. Imam Al-Shawkaani legt in zijn werk Nayl al-Awtar uit dat door het verbieden van iemand om naar de gebedsplek van de ‘Ied te komen omdat diegene er (bewust) voor kiest om niet te offeren, wordt aangetoond dat het offeren een verplichting (waadjib) is.

Er is echter ook gediscussieerd over de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “Wie van jullie wenst te offeren, moet niets van zijn haren of nagels weghalen (knippen).” [Muslim] Hoe moet de frase “arada” (wie wenst) welke in deze overlevering staat worden begrepen? Duidt dit op een vrijblijvendheid of moet het worden gezien als een vorm van spreken waarbij het niet per se wil zeggen dat het niet verplicht is?

We weten ook dat de Profeet (vrede zij met hem) slachtte in zijn naam en de naam van zijn gezin, maar ook namens een ieder van de oemmah (die niet offerde). [Muslim; Ahmad, Abu Dawud, Al-Tirmidhi; sahih] Hieruit kan weer afgeleid dat kennelijk niet iedereen offerde. Wat de overlevering niet te kennen geeft, is wie deze personen dan waren. Waren het degenen die het zich niet konden permitteren en dat hij het als hoofd van de gemeenschap dan voor hen deed?

Is deze redenatie in lijn met de eerdergenoemde algemeen aanvaarde overlevering dat wie het zich kon permitteren om te offeren en toch niet deed, niet op de gebedsplaats diende te komen waar de Profeet (vrede zij met hem) het gebed verrichtte en de offerdieren slachtte? Hoe zit het dan met Abu Bakr en ‘Umar (moge Allah tevreden met hem zijn) die de ‘udhiyyah niet offerde uit vrees dat mensen hen daarin zouden navolgen? [Al-Baihaqi; hasan hadith] Kan hun overweging worden nagevolgd, zelfs als we weten dat de Profeet (vrede zij met hem) altijd offerde? Dit zijn allemaal discussiepunten die onder andere te vinden zijn in de boeken van fiqh (islamitisch recht/jurisprudentie)

 

Is het offeren een plicht?

In de kwestie van de boycot is het dan ook belangrijk om te weten of het offeren wordt gezien als een verplichting of als iets vrijblijvends door degenen die de boycot uitvoeren. Want heeft een boycot om een offerdier gevolgen voor de moslim? Wordt er mogelijk een plicht nagelaten?

Sinds oudsher verschillen geleerden van mening of het offeren een verplichting is (waadjib) of dat het beschouwd kan worden als een soennah moe‘akkadah: een gebruik die door de Profeet werd benadrukt en welke hij zelf niet naliet, maar ondanks dat nog altijd wel vrijblijvend is.

Zonder verder in te gaan op al de aangehaalde teksten en de verschillende uiteenzettingen die daarbij gegeven zijn, kan gezegd worden dat de algemene of meerderheidsmening van geleerden is, dat het een sterk benadrukte soennah is: een soennah moe‘akkadah. Dit is wat over het algemeen ook wordt aangeduid als het bekendste standpunt van de Imams Malik en Ahmad ibn Hanbal en de rechtschool van de Shafi‘is. Deze classificatie van soennah moe‘akkadah stelt daartegenover dat het makroeh is (blaamtreffend, afkeurenswaardig, gehekeld) als deze daad van aanbidding wordt nagelaten als je wel de mogelijkheid hebt om te offeren.

De mening dat het verplicht (waadjib) is om te slachten is te vinden bij Imam Abu Hanifah, Imam Al-Awza‘i en Imam Al-Layth ibn Sa’d. Het zou bovendien een tweede mening zijn die zowel te vinden is bij Imam Ahmad ibn Hanbal en Imam Malik. Dit betekent dat deze twee Imams het standpunt dat het een plicht zou zijn niet per se hebben afgewezen, integendeel. Zij prefereerden echter om het te classificeren als iets optioneels, maar wel met een sterke nadruk om het te doen als je daartoe de mogelijkheid hebt en het bewust nalaten ervan is blaamtreffend. Ibn Taimiyyah geeft ook voorkeur aan dit standpunt dat het verplicht is.

De voornaamste reden dat de meerderheidsmening toch is dat het niet verplicht (waadjib) is voor degenen die niet op bedevaart zijn, is omdat er geen hele duidelijke tekst is die de verplichting ervan te kennen geeft. Degenen die stellen dat het verplicht is zeggen dit vanuit hun conclusies die zij uit teksten trekken. Maar eerlijkheidshalve kan dat ook gezegd worden voor de mening die stelt dat het niet verplicht is. Beide standpunten hebben zo hun bewijsvoeringen. Daarom is iemand die het zich wel kan permitteren aan de veiligere zijde als hij wel offert. Het is dan beter om het niet na te laten. Het offeren is immers een daad die gerelateerd is aan ‘ibaadah waarbij hij Allah gedenkt. De financieel capabele persoon die offert kan in ieder geval geen blaam treffen.

 

Het is niet verplicht, dus hoeft het niet?

Als het standpunt wordt gevolgd dat het vrijblijvend is en niet verplicht, betekent dit nog niet dat we er lichtzinnig mee moeten omgaan. Er kan dan flexibiliteit in zitten, maar het is nog altijd wel één van de rituele kenmerken van de Islam die jaarlijks tijdens de bedevaart en wereldwijd wordt nageleefd. Als iemand werkelijk niet in staat is iets van de soennah uit te voeren, bijvoorbeeld door ziekte of armoede, dan is dat anders dan iemand die wel in staat is en weigert. Mensen belemmeren om iets van de soennah na te volgen, geeft blijk van minachting voor de soennah en voorkeur voor de eigen verlangens. Dit is iets om bij stil te staan.

 

Slachten in Nederland

In Nederland dient er geslacht te worden in erkend slachthuizen die geregistreerd zijn voor onbedwelmd slachten. Het slachthuis dient ook voorwaarden te voldoen en de nodige voorzieningen hebben. Deze zijn na te lezen op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.vwa.nl).

 

Marktwerking

Nederland kent niet zo enorm veel slachthuizen waar de rituele slacht voor het offerfeest plaatsvindt. De slachthuizen waar het wel plaatsvindt, hebben het tijdens deze piekdagen dan ook extra druk. Drukte betekent echter niet dat er alleen maar winst wordt gemaakt, het brengt ook extra organisatiekosten met zich mee omdat zij de nodige aanpassingen zullen moeten maken.

Er wordt moet vaak meer personeel worden ingezet en mogelijk ook meer machinerie. Zowel veehouders als slachthuizen draaien vaak ook meer uren op een dergelijke offerdag. Er is meer of speciale logistieke planning nodig. De offerdieren moeten worden getransporteerd en gestald worden vóór de slacht. Dat brengt ook kosten met zich mee. De wijze waarop de slachtdieren genummerd worden vereist meer controle. Er moeten meer keurmeesters ingezet worden. Zo zijn er nog meer aspecten die van gevolg kunnen zijn op prijzen. Het zou te gemakkelijk zijn om hieraan voorbij te gaan. Het is een stuk complexer dan alleen maar ‘de prijs van een schaap kost normaal…’ of ‘we bestellen zoveel, dan moeten we het toch juist goedkoper kunnen krijgen’.

Het is, zeker wanneer men over wenst te gaan tot een boycot, wel zo reëel om de marktwerking niet uit het oog te verliezen en na te gaan of de mate van prijsstijging het gevolg is van de stijgende kosten over de gehele keten van productie of door de extra overheadkosten, of dat er werkelijk sprake is van uitbuiting.

Het is toelaatbaar om extra winst te maken in piektijden en wanneer iets gewild is, zolang wordt voorkomen dat een onderneming een monopoliebeleid voert waarbij prijzen zodanig kunstmatig worden opgeschroefd dat er woekerprijzen ontstaan voor behoeften die mensen echt nodig hebben. Dit zou inderdaad leiden naar een vorm van uitbuiting, welke tegengaan zou moeten worden als daartoe de mogelijkheid bestaat.

 

Maslaha en maqaasid in het islamitisch recht

Binnen het islamitische recht wordt ook gesproken over het afwegen van belangen (masaalih) en de doelstelling van het islamitisch recht (maqaasid al-shari‘ah). Het is een onderdeel van het recht waar echt de nodige inzichten voor nodig zijn en het onderwerp is uitgebreid. Zonder het ingewikkeld te maken gaat het om belangen die door de shari‘ah in stand worden gehouden en beschermd. In de kwestie van maatschappelijke belangen komt het erop neer dat bij een bepaalde kwestie het gemeenschappelijk belang in algemene beschouwing wordt genomen.

Het gaat dan in het bijzonder om een belang die niet door een enkele tekst wordt ondersteund, maar welke wordt bevestigd of ondersteund door de teksten als collectief te beschouwen. Het kijkt vooral naar zaken vanuit het perspectief van menselijk welzijn of welvaart; wat schadelijk is dient verwijderd te worden en wat van nut is dient gevestigd te worden. Bij de doelstellingen en afwegingen in het islamitisch recht staat centraal dat belangen in stand gehouden moeten worden en beschermd, veilig gesteld of gewaarborgd moeten worden.

Imam al-Shatibi heeft in zijn Al-Muwafaqat dan ook gezegd: “ash-shari‘ah … woedi‘at li masalih al-‘ibad ” – “de shari‘ah … was ingesteld voor (de bevordering van) het goede voor de moslims.” Het is aan deskundigen op het gebied van de Islam en deskundigen van een bepaalde zaak in kwestie om zich (gezamenlijk) hierover te buigen. De vijf voornaamste belangen worden samengevat als het in stand houden en veilig stellen van religie, leven, familierelaties (nageslacht), intellect en rijkdommen/bezittingen.

Uiteraard is de belangrijkste en hoogste doelstelling van het islamitisch recht om het dienen van Allah – de ‘ibaadah – tot stand te brengen, zonder gelijken aan Hem en dat men zich met oprecht en met het gehele hart aan Hem overgeeft. Allah zegt niet voor niets: “En Ik (Allah) heb de mens en de djinn slechts geschapen om Mij te dienen/aanbidden.” [51:56] en “Zeg: Voorzeker mijn gebeden, mijn offers (en toewijding), mijn leven en mijn sterven, behoren (allen) toe aan Allah, de Rabb van de ‘Alamien. Hij heeft geen gelijken (of deelgenoten) …” [6:162-163]

 

Kan een boycot worden gezien als het beschermen van een belang (maslaha) dat de moslimgemeenschap dient?

Hiervoor dienen we wederom stil te staan bij de vraag waarom de boycot er eigenlijk kwam. Het is kennelijk ontstaan doordat moskeegangers klaagden dat ze het te duur vonden. Het is niet onlogisch dat mensen ook denken aan hun portemonnee. Men moet het wel kunnen betalen. Het is ook goed in te denken dat consumenten niet denken aan productielijnen en productiekosten. Men weet vaak niet wat de kosten zijn die een onderneming draagt en hoe een prijs tot stand komt.

Als mensen vinden dat de prijs van een offerschaap te duur is en het er niet voor over hebben, kan er niet gezegd worden dat de boycot een algemeen maatschappelijk belang dient, maar eerder een individueel belang. (Als iemand niet de financiën heeft om een schaap te laten slachten, maar wel écht de wens heeft om te offeren, kan men ook overwegen een geit te laten slachten. Dit kost aanzienlijk minder dan een schaap. Dit heeft niets te maken met prestige of minder zijn dan anderen, want het offeren geschiedt immers voor Allah en niet voor status of het oog van de mens).

Als echter na nauwkeurig onderzoek is bewezen dat de prijzen inderdaad zodanig kunstmatig worden opgeschroefd dat er sprake is van uitbuiting en oneerlijke handel, dan zouden ‘gezagsdragende’ instanties zoals moskeeën, imams of koepelorganisaties kunnen besluiten voor een boycot om zo de belangen van moslims te beschermen. Dit is nadat zij hebben gekeken naar alternatieven en zij zich hebben ingespannen om met desbetreffende partijen in onderhandeling te gaan, maar waarbij de uitkomst in het negatieve blijft waardoor dus ook de bewezen oneerlijke handel in stand blijft. In een dergelijke situatie is de boycot te plaatsen in het kader van het tegengaan van iets wat verkeerd is (nahie ‘anil moenkar).

Als men een dergelijke boycot wil inzetten om een bepaald verwacht doel te bereiken, dan moeten ook de mogelijke gevolgen ervan goed worden afgewogen. Hoe kan dit uitpakken? Zullen de gevolgen positief uitpakken of kan het juist leiden naar meer problemen of een groter ongemak, kwaad of verlies. Een kwaad dient, vanuit islamitisch principe, namelijk niet te leiden naar een nog groter kwaad. Dit kan in alle werkelijkheid pas ontdekt worden als men echt in onderhandeling is geweest en de zaak goed heeft onderzocht.

Een boycot als snelle actie kan positieve gevolgen hebben. Als het echter niet goed is uitgedacht of onderzocht, kan het misschien ook verkeerd uitpakken en dan dient deze het algemeen maatschappelijk belang van moslims juist weer niet. Als uiteindelijk blijkt dat de boycot verkeerd uitpakt voor de moslimgemeenschap, dan zijn de betrokken van de boycot te verwijten. Als het positief uitpakt dan hebben zij een goede daad gedaan waarvan de beloning inshaAllah bij Allah ligt.

 

Geld sturen naar het buitenland

Slachten: verplicht of niet?

Over het algemeen is aanvaard dat de regel (hoekm) voor het offeren is, dat het een soennah moe‘akkadah is: optioneel of vrijblijvend. Maar wel een ritueel dat niet door de Profeet (vrede zij met hem) werd nagelaten en erg sterk wordt aangeraden. Als iets sterk wordt aangeraden en niet nagelaten, dan is dat daar vanuit het gebruik van de Profeet (vrede zij met hem) en het geloof natuurlijk een goede reden voor. Er zijn ook geleerden die van mening zijn dat het waadjib (verplicht) is voor een moslim. Na analyse van de verschillende overleveringen of het optioneel of verplicht en de samenhang daartussen, is ook de mening geuit dat het verplicht is voor iedere moslim die (financieel) in staat is een dier te offeren en dat het niet moet worden nagelaten.

 

Financieel capabel zijn

Als iemand financieel écht niet capabel is om te offeren, dan hoeft diegene dat niet te doen. Het is immers soennah moe‘akkadah. Hierbij moet echter op het hart worden gedrukt dat we hierin eerlijk moeten zijn tegen onszelf. Het offeren hoeft qua financiën niet duur te zijn. Een geit of bok kost bij de Nederlandse slachthuizen rond de € 70 tot € 80. We offeren omdat Allah ons dit zegt om te doen.

Als hiervoor een ander luxegoed waar wij ons geld aan uitgeven dan moet worden uitgesteld, dan zij het zo. Er moet dus geen vals excuus worden gezocht om niet te slachten. Wij zeggen dit niet zonder reden. Het is te vaak te zien dat mensen in voldoende luxe leven, maar wanneer het komt op slachten hebben ze plotseling geen geld. Hierin willen wij alleen adviseren om bewust te zijn van Allah en vrees voor Hem en de ontmoeting met Hem op de Dag des Oordeels te hebben. Dit is echt een oprecht een gemeend advies wat we willen meegeven.

 

Offeren in het land waar je woont

Steeds vaker is te horen dat veel mensen in het kader van het offerfeest geld sturen naar het buitenland, al dan niet via een hulporganisatie. De gedachte dat hiermee de bedoeling van het offeren is nageleefd, is een misverstand. Het offeren is namelijk een daad van aanbidding (‘ibaadah) en niet van liefdadigheid (sadaqah). De bedoeling van het slachten is om dichter bij Allah te komen door Hem te gehoorzamen in dit gebod.

Het offeren in het land waar men woont en ook dat er van het offerdier wordt gegeten, is de soennah van de profeet Muhammad (vrede zij met hem). Het verkregen vlees kan ná het slachten wel als sadaqah worden gegeven aan behoeftigen, maar het slachten of offeren zelf is geen daad van sadaqah en moet ook niet zo worden gezien.

 

Misverstand: ritueel of liefdadigheid?

Het offeren is een ritueel van de Islam. Het is niet een daad die zondermeer te scharen is in de categorie liefdadigheid (sadaqa). Veel mensen denken hier te gemakkelijk over, vaak ook omdat er imams of predikers zijn die er ook gemakkelijk over doen. Het idee begint te overheersen dat men niet hoeft te offeren en dat het volstaat om geld te doneren aan een (liefdadigheids)instelling zodat zij met dat gedoneerde offergeld elders in de wereld dieren slachten en het vlees uitdelen in liefdadigheid. Dit is op zich zeker nobel, maar dit is niet waar het om draait bij het offerfeest. Dit is niet de gedachte en de profeet Muhammad (vrede zij met hem) heeft het offeren ook nooit beschreven of beschouwd als zijnde een daad van liefdadigheid (sadaqa). Geleerde personen (in Nederland) moeten hier echt zorgvuldiger op letten en niet te gemakkelijk zoiets goed vinden.

 

Eten van het offerdier versus “sadaqa” idee

De Profeet (vrede zij met hem) at van zijn offerdier (oedḥiyyah). Het offferen is een religieuze plicht en zoals gezegd niet per sé een sadaqa (liefdadigheid). Als je iemand van jouw geslachte dier een deel geeft, dan is het een geschenk en een daad van liefdadigheid. Als het een echte sadaqah zou zijn, zoals veel mensen het geld wegsturen, dan zou de Profeet (vrede zij met hem) nooit van het offerdier hebben gegeten.

Het is de bedoeling en de soennah dat je iets van het offerdier eet. Hopelijk gaat deze soennah niet verloren onder de moslims. En hopelijk dragen wij middels dit artikel bij aan het beschermen en herleven van deze soennah, in geval het inderdaad verloren begint te raken.

Uitzondering om te eten van het offerdier is voor degenen die op hadj zijn en niet ervan kunnen eten. Een andere uitzondering is als je een tweede offerdier doet door geld te sturen naar een arm land, maar let wel, het gaat hier om een tweede offerdier.

 

Het risico van steeds geld doneren als offer

Als men jaar na jaar blijft doorgaan met het sturen van geld naar het buitenland, dan wordt dat op een gegeven normaal en het algemeen gebruik onder mensen. Straks weten hun kinderen ook niet beter dan dat zij het geld naar het buitenland ‘moeten’ sturen. Op deze manier gaat de feitelijke bedoeling van het offeren en slachten verloren in een gemeenschap. Het is dan ook belangrijk om deze soennah te doen herleven en niet verloren te laten gaan onder de mom van bijvoorbeeld “dat er geen arme mensen zijn in Nederland, dus stuur ik geld naar een arm land” of “Ik heb het niet nodig.”.

 

Ieder gezin zijn offerdier

Het slachten gebeurt in principe per huishouden door het hoofd van het gezin voor degenen die onder zijn hoede vallen en die van hem afhankelijk zijn. Dit betekent dat de vader slacht namens zijn gezin: voor zichzelf, zijn vrouw en kinderen die onder zijn hoede vallen (geen eigen inkomsten hebben).

Ieder gezin of echtpaar dient dus te slachten als zij daartoe de financiële middelen hebben.

Als in een gezin de vader (en/of (alleenstaande) moeder) niet de financiële middelen hebben, dan mogen kinderen, ook de dochters, binnen het huishouden/gezin de ouders financieel bijstaan. Op deze manier offert het gezin nog steeds.

Als een gezin, met ongehuwde (al dan niet uitwonende) kinderen, het financieel krap heeft en de kinderen hebben van zichzelf ook niet voldoende inkomen om een offerdier te betalen, dan kunnen zij als gezin één offerdier (of offerdeel) slachten op naam van bijvoorbeeld ‘het gezin’.

 

Volwassen ongehuwde kinderen met eigen inkomens

Als er thuiswonende volwassen kinderen zijn die een eigen inkomen hebben, dan is het ook op hen om te slachten. Een uitzondering hierop is een ongehuwde dochter die wel eigen inkomen heeft, maar nog niet getrouwd is. Zij is niet verplicht omdat zij officieel nog steeds onder de hoede van haar vader valt. Als een vrouw ouder wordt en (nog) ongehuwd is en zij heeft voldoende inkomen om te offeren, dan is dat goed van haar.

Een volwassen ongehuwde zoon met een eigen inkomen, heeft de plicht om van zichzelf te offeren. Hij draagt een eigen verantwoordelijk. Het maakt hierbij niet uit of hij nog in het ouderlijk huis woont of uitwonend is.

 

Offeren met halal-inkomen

Het offerdier moet bovendien worden verkregen met halal-inkomen en niet met onwettig geld, zoals geld dat voortkomt uit rente, diefstal, fraude of handel in verboden middelen zoals bijvoorbeeld alcoholische dranken, drugs, gokken, loterijgeld, gokautomaten of bedrijfssoorten die vanuit islamitische optiek niet correct zijn.

 

Het offerdier in bezit hebben

Het offerdier moet in bezit zijn vóórdat het wordt geslacht. Dit betekent dat het offerdier betaald moet zijn voordat het wordt geslacht. Degene van wie je het te slachten offerdier koopt (de veehouder) moet voorafgaand aan de slacht het dier in zijn bezit hebben, of dat diegene de toestemming van de eigenaar (een andere veehouder) heeft om het te laten slachten.

Als je een schaap via de slager bestelt, betekent dit dat de slager eerst moet betalen voor de offerdieren voordat deze worden geslacht. Dit zijn zaken die echt nagevraagd dienen te worden. Het is verkeerd als een dier wordt geslacht, maar het is nog niet eens betaald door de slager. In Nederland krijg je vervolgens een slachtnummer waarmee je offerdier kan identificeren, zodat je na de slacht ook het juiste offerdier mee naar huis krijgt.

 

Het moment van slachten

Het offerdier moet ná het ‘ied-gebed worden geslacht. Als het offerdier wordt geslacht nog voordat het ‘ied-gebed heeft plaatsgevonden, dan telt het offerdier niet meer als offerdier en zal er opnieuw een ander offerdier geslacht moeten worden. [Sahih Al-Bukhari en Muslim]

 

Tijdens de slacht

In het geval van de Adha moet de slager een moslim zijn. Het offeren is een ritueel van aanbidding en iemand die geen moslim is kan geen ritueel uitvoeren waardoor een moslim dichter bij Allah kan komen. Het slachten kan derhalve niet worden uitgevoerd door iemand die geen moslim is.

Degenen die slachten moeten de intentie hebben om het dier te slachten opdat het wordt gegeten. Het slachten moet alleen gebeuren in de naam van Allah en van niets en niemand anders. Dit geschiedt door het verplichte zeggen van Bismillah Allahoe Akbar op het moment van slachten. [Sahih Al-Bukhari en Muslim] Het offerdier moet op de snelste en gemakkelijkste manier worden geslacht. Na het zeggen Bismillah Allahoe Akbar worden de namen van de personen genoemd namens wie wordt geslacht.

 

Slachten namens een persoon, levend of overleden

De bedoeling van het slachten, is dat het wordt gedaan namens jezelf en jouw gezin (huishouden dat van jouw zorg afhankelijk is). Dit is het basisprincipe. Het is echter toegestaan om wie dan ook hij/zij wenst te laten delen in de beloning van het offeren, ongeacht of diegene nog levend of al overleden is.

Als het de intentie is van degene die slacht dat de beloning voor hem en zijn gezin is, zowel de levenden als de overledenen daarin, dan kan dat geen kwaad. De Profeet (vrede zij met hem) deed dit ook op deze manier. In Medina slachtte hij voor zijn gezin, waarvan een aantal al waren overleden, zoals Khadidja en zijn twee dochters Ruqayyah en Umm Kulthum (moge Allah tevreden zijn met hun allen). Als je slacht namens de overledenen in het gezin, dan is dat als een goede daad voor hen. Hen laten delen in de beloning is te vergelijken met vormen van liefdadigheid.

Bepaalde geleerden, in het bijzonder binnen de Hanbali rechtschool (madhhab), geven aan dat het offeren alleen voor levende personen is en dat het niet is toegestaan om heel specifiek te offeren namens of voor een overledene, behalve als die overledene dat in zijn testament heeft opgenomen of dat had laat weten (toen die nog leefde).

Als niet wordt uitgesproken namens wie wordt geslacht, dan is dat niet erg; de intentie is voldoende. Als per ongeluk de verkeerde naam wordt uitgesproken, dan is dat ook niet erg, want Allah is bekend met al de intenties. En Allah is degene die het offer aanvaardt.

 

Niets verkopen van het geofferde dier

Je mag niets verkopen van het offerdier, ook de huid niet. Je behoort ook niets van het offerdier aan de slager te geven als compensatie voor het slachten.Dit is iets anders dan de slachtkosten of het laten verfijnen van het vlees; dat zijn werkzaamheden. Als de huid van het offerdier niet wordt meegegeven door het slachthuis om mogelijk hygiënische redenen, kan je het laten. Wat zij ermee doen, staat los van je eigen intentie.

 

Verdelen van het vlees

Het is afhankelijk van iemands situatie. Het heeft de voorkeur om een gedeelte voor jezelf te houden, een gedeelte aan naasten te geven en een gedeelte aan diegenen die wel of niet vragen, maar die het goed kunnen gebruiken (bijv. armeren, moslim of niet). Het hoeven ook geen precies gelijke delen te zijn in de verdeling. Degene die echter na de slacht vlees toebedeeld krijgt, mag ermee doen wat hij wenst.